Marijke Vos: decentralisaties bieden kansen

Marijke Vos, voorzitter van de MOgroep (de Maatschappelijke Ondernemersgroep) en lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voor GroenLinks, hield een lezing bij de uitreiking van de Ab Harrewijn Prijs. Hieronder de tekst.

Het is een eer om vandaag deze lezing te mogen houden, ter nagedachtenis aan mijn dierbare collega Ab Harrewijn. Ik noem hem nog geregeld als voorbeeld van iemand die niet alleen ‘sociaal praatte’, maar juist ‘sociaal doet/deed’. Zo is er dat constante verhaal over de broodjes. Als er ergens broodjes over zijn bij een activiteit, denk ik aan Ab, die altijd die broodjes in zijn tas laadde en naar de zwervers bij Utrecht Centraal bracht.

Iets over de genomineerden

Vandaag staan vijf activiteiten in de belangstelling, waarin burgers het voor elkaar opnemen. Het zijn mooie initiatieven op verschillende terreinen van zorg en welzijn, zoals dakloze mensen, mensen met psychische en psycho-sociale klachten, jongeren, arme mensen, vrouwen en kinderen zonder onderdak en zonder verblijfsvergunning. Bij deze initiatieven zou Ab Harrewijn zich thuis hebben gevoeld.

Waarom is verandering nodig?

Ik ben gevraagd als voorzitter van de MOgroep, de Maatschappelijke Ondernemersgroep, om iets te vertellen over de grote veranderingen in zorg en welzijn, de decentralisatie van taken naar de gemeenten en de nieuwe opvattingen over de rol van burgers en overheid en maatschappelijke organisaties. Ik ben nu bijna twee jaar voorzitter van de MOgroep, en deze verandering is de kern van ons werk als branchevereniging en belangenbehartiger.

Waarom is deze verandering nodig? Sommigen zullen zeggen: omdat de verzorgingsstaat op deze wijze niet meer betaalbaar is. Daarom gaan delen van de AWBZ, zoals dagbesteding, verzorging naar de WMO. Gaan alle jeugdtaken en het passende onderwijs van provincie en rijk naar gemeenten. Gaat alle arbeidsparticipatie naar de gemeente. Critici zeggen ook: het gaat in het kabinet Rutte/Samson alleen maar om bezuinigen. Scherpere geluiden spreken over een ongekende afbraak.

Ik zou een andere doel voorop willen stellen: de noodzaak om burgers weer zelf het heft in handen te geven, sterker te maken, en een participatie samenleving te ‘creëren’, samenleven en samenredzaam zijn. Daarmee voorkom je deels dat mensen in zware zorg en kostbare belanden.

De maatschappij is veel complexer geworden, nieuwe ontwikkelingen: ICT, globalisering, gerichtheid op economie, geld verdienen, consumeren, keuzevrijheid. En er zijn mensen die daar niet in meekunnen, in die complexe wereld, die van het pad raken, die een steuntje in de rug nodig hebben om hun dagelijks leven te leiden. Daar zit de grootste groei waar het gaat om extra beroep op jeugdzorg, GGZ, maatschappelijk werk. En natuurlijk ook meer oudere mensen met meer complexe problemen en behoeften aan zorg. Ook zijn er bepaalde groepen in de samenleving met gezondheidsproblemen, zoals diabetes, obesitas, roken, alcoholdrinken.

Dat vraagt om steun waar het nodig is, gericht op zelf je leven kunnen leiden, en om sterke sociale netwerken, sociale cohesie, en initiatiefrijke zelfredzame samenleving, waarin iedereen die dat kan in feite vrijwilliger of mantelzorger is.

Een voorbeeld

In Amsterdam werd, ik meen in 2007, vastgesteld dat in één probleemgezin in Slotervaart wel 20 hulpverleners over de vloer kwamen, en de problemen niet werden opgelost. Met veel tromgeroffel is een nieuwe aanpak afgekondigd: één gezinscoach, stevig ingrijpen en niet pappen en nathouden, geen gepamper maar aanpakken. Vorige week hoorde ik dat het in dat gezin nog steeds beroerd gaat. Toen zat er één kind in jeugd detentie. Inmiddels zit een tweede jonger kind ook vast in jeugd detentie, andere kinderen hebben school niet afgemaakt, de alleenstaande moeder is vaak afwezig. Nog steeds problemen met geld. En er lopen nog steeds veel hulpverleners rond. Niet dat het simpel is hier oplossingen te bieden. Maar jongerenwerkers in Nieuw West vertelden me dat het wel veel beter zou kunnen. Want er was veel te veel energie in repressie gaan zitten, in aanpak van de oudere kinderen die al flink in de fout gingen. En voor de jongere kinderen was nauwelijks aandacht geweest. Ook het zoeken naar de mogelijkheden, de kansen, de talenten van de kinderen, was nauwelijks aan de orde. En de verschillende financieringssystemen en potjes, met hun verantwoording systematieken, waren gewoon blijven bestaan. Waardoor ‘de instituties’, om zo de gemeentelijke diensten en de jeugdzorg etc maar even te noemen, weer in hun oude patronen zijn vervallen, zodra de schijnwerpers waren verdwenen.

Deze jongerenwerkers vertelden me dat zij nog steeds vooral worden ingeschakeld als er problemen zijn met jongeren, terwijl ze zelf veel meer aan structurele oplossingen willen werken. Het voorkomen dat het misloopt met kinderen, investeren en samenwerken rond de driehoek gezin, school, vrije tijd. Inzetten op de talenten, de kansen van kinderen en jongeren. Nu gaat hun energie, in opdracht van het stadsdeel, veel naar de jongeren die problemen veroorzaken, terwijl ze juist willen zorgen dat de broertjes van 11 en 12 “de goede kant opgaan’. De meiden sterker maken, en hun talenten laten ontdekken. Meiden die vaak ook een cruciale rol in het gezin kunnen spelen, in het ‘coachen’ van de jongere broertjes bv. De samenwerking met school, met de gezinswerkers is niet vanzelfsprekend. Als het om oudere jongeren gaat, en ze zoeken contact met het ROC, dan is men afwerend. School is niet de zaak van het jongerenwerk, blijf buiten.

Decentralisaties bieden kansen

Ik denk dat de decentralisatie van jeugdzorg, jeugd GGZ en de veranderingen in de Wajong/arbeidsparticipatie, WMO hier kansen bieden. Denk aan arbeid, onderwijs, jeugdwerk, passend onderwijs, WMO, hulp bij het huishouden, formulieren invullen, hulp bij het dagelijks functioneren. In ieder geval kan een gemeente alle schotten slechten, en financiering bundelen in één breed sociaal domein. Met veel minder bureaucratie, minder indicatiestellingen, minder en eenvoudigere verantwoording, en ruimte voor de professionals om op te treden, te interveniëren, te ondersteunen, naar gelang zij dat nodig en het beste vinden.

De decentralisaties nog even benoemd:

Grote delen van de AWBZ gaan naar de gemeenten, komen onder de WMO (dagbesteding, verzorging (met uitzondering van verzorging die onlosmakelijk verbonden is aan verpleging). Veel meer mensen zullen thuis of zelfstandig blijven wonen, en in de de verzorgingshuizen, verpleeghuizen zullen veel minder plekken zijn. Er komt en nieuwe Jeugdwet, waaronder de jeugdzorg, jeugdGGZ, jeugdbescherming etc komt te vallen, en de gemeenten gaan die wet en taken uitvoeren (ipv nu provincies en het rijk)
Er komt een Participatiewet, waaronder de WWB, Wajong en Sociale werkvoorziening komt te vallen, de gemeente gaat die wet uitvoeren.
En ook het Passend Onderwijs gaat naar de gemeenten toe.
Kortom, heel veel taken en budget op het brede terrein van zorg, welzijn, participatie, arbeidsparticipatie en onderwijs komen onder verantwoordelijkheid van de gemeenten te vallen.

Cultuurverandering is nodig

Hans van Ewijk, hoogleraar sociaal werk aan de Universiteit Humanistiek, heeft een aantal punten genoemd die belangrijk zijn om al die veranderingen tot een goed einde te brengen.

  • Sociaal functioneren van mensen bevorderen eerder dan therapeutiseren.
  • Begeleiden van mensen zodat ze beter functioneren eerder dan van behandelen.
  • Leefverbanden bevorderen en verbindingen van mensen onder elkaar verlevendigen in plaats van helpen.
  • In de zorg ongelijke behandeling toepassen via maatwerk, in plaats van maatregelen gericht op gelijk behandeling. Want de problemen van mensen zijn ongelijk.
  • Van in de tweedelijn actief zijn inzetten op werken in de frontlinie.
  • Van hulp door vooral professionals naar inzet en initiatief vandoor vooral burgers.

Ik ben dus positief over de beweging. En ik maak me tegelijkertijd grote zorgen over de enorme bezuinigingen en het tempo waarin dit allemaal moet gebeuren. Mijn stelling is dat juist door de enorme druk van bezuinigingen het risico groot is dat instellingen voor behoud van wat ze al hebben gaan, in plaats van voor verandering. Het belang van burgers en samenleving zou wel eens ondergesneeuwd kunnen raken onder de institutionele belangen van gemeenten en instituties.

Zo is er een Zorgakkoord, waardoor bezuinigingen op de hulp in het huishouden, dagbesteding, jeugdGGZ zijn verzacht, dankzij onder andere inleveren van loon door werknemers in de zorg, dat verdient een grote pluim. Maar ik heb wel een vraag over de effecten op de wat langere termijn. Zo is er de afspraak dat de gelden voor jeugdGGZ voorlopig bestemd blijven voor jeugdGGZ, ook na overheveling naar de gemeenten. Dit beperkt dus de ruimte voor gemeenten om te bekijken hoe zij het beste jongeren kunnen ondersteunen, terwijl juist de bedoeling is om te zorgen dat minder kinderen in de jeugdGGZ belanden, door te investeren in preventie. Ook bij gemeenten zie ik de neiging om extra coördinatoren in te zetten, om wijkteams te gaan regisseren en coördineren vanuit de gemeente. Terwijl, naar mijn idee, wijkteams juist klein en slagvaardig moeten zijn en vooral moeten aanpakken, in plaats van vergaderen. Ook hier is het oppassen geblazen dat er niet weer nieuwe overlegcircuits ontstaan, nieuwe instituutjes, in plaats van flexibele en snel werkende uitvoeringsteams. In feite zou een kernteam van wijkverpleegkundig, huisarts, sociaal werker voldoende moeten zijn, met snelle verbindingen naar de woningbouwcoöperatie, de scholen, de politie, en de specialisten van bv GGZ en jeugdzorg.

De veranderingen die we willen vragen om een cultuurverandering bij instellingen en gemeenten. De maatschappelijke veranderingen, participatie en activering van burgers, daar gaat het om. Het belang van eigen organisatie is ondergeschikt. Dit vraagt om samenwerking, flexibiliteit, een open blik naar buiten.

Wat gebeurt er ondertussen in de praktijk

Ik was donderdag een hele dag in mijn woonplaats Amsterdam op pad, de stad waar ik zelf als wethouder de WMO heb ingevoerd. Ik was te gast bij een grote welzijnsorganisatie, die zowel ouderen- als jongerenwerk doen, opbouwwerk en buurtondernemingen, peuterspeelzalen. Hun missie: Wat we ook doen, altijd gaat het om activering en participatie van mensen (dat is ook de missie van de MOgroep). Participatie en activering zijn de sleutels om de zorgvraag te verminderen. De beweging is al gaande. Ik zag daar interessante nieuwe ontwikkelingen.

  • De vrouwenhandwerkclub in Amsterdam Noord ontwikkelt zich naar een buurtonderneming.
  •  Een tweede buurtonderneming in Noord is de Weggeefwinkel , een buurthandelspunt / ontmoetingsplek, waar GGZclienten acitef zijn in dagbestedingtraject. Ook mensen uit de wijk zijn hieractief: je krijgt iets, maar je brengt ook altijd wat, dienst en wederdienst.Met werken in de winkel/klussen in een huis of tuin/ of inbrengen spullen verdien je punten, waarmee je spullen kunt uitzoeken.
  • Ook was ik te gast in een Ontmoetingscentrum voor thuiswonende dementerende ouderen op plek waar ook jongerenactiviteiten zijn, uitwisseling/uitgaan van wat iemand kan en hoe iemand met zijn/haar beperking omgaat. Het is een andere vorm van zorg, tussen lotgenoten en wijkbewoners, waarin ontmoeten, bewegen en zelfsturing belangrijk zijn.
  • Een buurtcentrum dat in eigen beheer wordt genomen door buurtverenigingen, maatschappelijk ondernemers,buurtinitiatiefgroepen
  • Huizen in de Buurt, ontmoetingsplekken met wijkrestaurants, in zelfde gebouw als verzorgingshuis op begane grond. Wijkrestaurant moet ‘winst’ draaien.

Uitdagingen

De uitdaging in deze tijd is om welzijn en zorg echt anders te gaan doen.

  • Ten eerste dienen burgers zelf het voortouw te hebben.
  • Ten tweede dienen professionals een andere rol te nemen: burgers faciliteren en sterker maken in plaats van behandelen. Goed waarnemen en signaleren waar hulp van professionals nodig is. Verbinden en onderling samenwerken.
  • Ten derde dient de overheid ruimte te bieden aan burgers en professionals, aan organisaties en verbanden. Er is nu teveel regelgeving, bureaucratie, controle. Het gaat om preventie, participatie, activeren.
  • Ten vierde dienen organisaties en professionals hun eigen voortbestaan ondergeschikt te maken aan het maatschappelijk belang, aan de behoeften van burgers.
  • Ten vijfde dienen we met zijn allen op te houden met praten en vooral meer te gaan doen in de frontlinie. Bevorder het vertrouwen van burgers in de overheid door mensen te ondersteunen, die doen wat nodig is.

Dan ben je volgens mij bezig in de geest van de altijd strijdbare Ab Harrewijn.