Wie is er hier nou dominee, jij of ik?

Twee dagen voor hij net niet herkozen zou zijn in de Tweede Kamer, op 13 mei 2002, overleed Ab Harrewijn op 47-jarige leeftijd aan de gevolgen van een herseninfarct. GroenLinks verloor in hem een gedreven volksvertegenwoordiger, vasthoudend maar nooit drammerig strijdend voor de onderkant van de samenleving.

In het voorjaar van 1998, toen hij nog partijvoorzitter van GroenLinks was, kwam Ab Harrewijn in de marge van een partijcongres bij me. Of ik wilde toetreden tot de redactie van De Linker Wang, het tijdschrift voor geloof en politiek waar hij de drijvende kracht achter was. Pas een jaar later durfde ik te vragen hoe hij geraden had dat ik tot het christelijke smaldeel in de partij hoorde. ‘Oh, dat wist ik niet’, was het antwoord. ‘Het leek me gewoon wel handig om er een journalist bij te hebben.’

Ab kon bij tijd en wijle een ongelooflijke opportunist zijn, wat hij dan compenseerde met een kwajongensachtige glimlach. Die innemendheid, gevoel voor humor en volstrekte integriteit maakten dat hij als defensiewoordvoerder van GroenLinks zelfs populariteit wist te verwerven in militaire kringen. Hij had natuurlijk ook wel een beetje het postuur van een generaal. Minister Frank de Grave kreeg hij zelfs zo ver dat deze liet uitrekenen of het mogelijk was tanks op zonne-energie te laten rijden. (Het antwoord luidt dat daarvoor zonnepanelen van twee voetbalvelden groot nodig zijn, hetgeen uit militair-strategisch oogpunt onwenselijk is.)

Zijn gebrek aan weerzin jegens het militaire apparaat an sich stuitten sommige, meer actiegerichte partijgenoten tegen de borst. Dat kon leiden tot onenigheid, bijvoorbeeld toen hij na een demonstratie weigerde mee te doen aan een ‘burgerinspectie’ van de luchtmachtbasis Volkel. Ab antwoordde dat hij geen tijd had om gearresteerd te worden en dat hij, mocht hij behoefte hebben aan een inspectie van Volkel, gewoon de commandant kon bellen, want daar was hij goede maatjes mee. Dat was bovendien effectiever dan een gat in het hek knippen en na een paar stappen al afgevoerd worden. Een paar dagen later was het incident al verworden tot een anekdote, maar hij gebruikte het vertellen daarvan evengoed als een manier om zijn hart te luchten.

Domineeshart

Op het woordvoerderschap voor defensie had Ab bewust aangestuurd, hoewel zijn domineeshart eigenlijk bij sociale zaken lag, bij de minstbedeelden in de Nederlandse samenleving. Maar als partijvoorzitter had hij het bestaan van de Navo acceptabel gemaakt binnen GroenLinks en hij wilde dat de partij de pragmatische lijn als het om vrede en veiligheid ging, in de Tweede Kamer voortzette. Die taak vertrouwde hij zichzelf wel toe.

Dat heeft hij geweten. Tijdens zijn zittingsperiode zorgden achtereenvolgens de oorlog in Kosovo en die in Afghanistan voor grote commotie binnen de partij. Ab stond volledig achter het fractiestandpunt om die oorlogen te steunen. Het leidde soms tot verhitte discussies, niet in het minst tijdens redactievergaderingen van De Linker Wang. Wie hem echt wilde kwetsen, moest hem verwijten dat hij ‘gretig’ was met het gooien van bommen. Dan kon hij echt boos worden. Alsof hij het leuk vond dit standpunt in te moeten nemen.

Zowel als partijvoorzitter als in zijn rol van kamerlid heeft Ab Harrewijn een belangrijk stempel gedrukt op de omslag in het denken over vrede en veiligheid, die GroenLinks vanaf 1995 heeft doorgemaakt. Partijpolitiek gesproken is dat misschien wel zijn belangrijkste verdienste. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat zijn hart elders lag.

Hij mag er dan wellicht meer uitgezien hebben als een generaal, of als een bouwvakker, maar Ab Harrewijn was een dominee in hart en nieren, in alles wat hij deed. Afkomstig uit een AR-nest was het gevoel voor rechtvaardigheid en naastenliefde hem met de paplepel ingegoten. Tijdens zijn studie theologie in Utrecht koos hij voor de CPN. Na een periode als wijkpredikant in Utrecht werd hij industriepastor te Amsterdam. Daar begeleidde hij werkloos geworden havenarbeiders na de massale sluiting van scheepswerven aan het begin van de jaren tachtig. De opkomst van extreem rechts was voor hem het signaal om de actieve politiek in te gaan, eerst als partijvoorzitter, later als kamerlid.

Roofbouw

Het kamerlid Harrewijn pleitte onvermoeibaar voor de zwaksten in de samenleving, om wie hij zich in zijn domineesleven ook altijd al bekommerd had. Het was vaak vechten tegen de bierkaai en bepaald niet altijd bevredigend werk, gaf hij op onbewaakte momenten toe, maar hij bleef volhouden, ontwikkelde voorstellen voor onder meer de WAO, stelde vragen, diende moties in.
Op gezette tijden kon hij ook intens genieten van het politieke spel, bijvoorbeeld als hij zijn collega’s van het CDA, tijdens het debat over het homohuwelijk, weer eens op de kast gejaagd had door hun te vragen wie er hier nou eigenlijk de dominee was, zij of hij. Dat was retorische handigheid, maar er lag wel degelijk ook woede aan ten grondslag dat het geloof gemonopoliseerd werd om een politiek standpunt te rechtvaardigen. [1]

Maar uiteindelijk was het hem onmogelijk zich in het Haagse wereldje te begraven. Er waren al genoeg kamerleden die dat deden. Essentieel voor Abs kamerlidmaatschap was dat hij al die andere zaken die op hem rustten, niet losliet, ook al pleegde hij daardoor roofbouw op zijn lichaam. Er waren mensen die op hem rekenden, die kon hij niet teleurstellen. Een herder laat zijn schapen niet alleen.
Dus bleef hij trouw de redactievergaderingen van De Linker Wang bezoeken, vaak boordevol ideeën. In de eerste jaren van zijn kamerlidmaatschap trokken Ab en zijn vrouw Siska ook nog rustig een nacht uit om de adresstickers op de jongste editie van het tijdschrift te plakken. Voor het blad gingen we regelmatig samen op pad. Terugkomend van een gesprek met bisschop Muskens, om maar een voorbeeld te geven, zag hij dan kans met mij na te praten, mobiel journalisten te woord te staan, de financiën van zijn christelijke dansgezelschap bij te werken (ja, hij danste zelf mee) en te flirten met de twee Turkse meiden aan de andere kant van het gangpad.

Tegelijkertijd bleef hij de stuwende kracht achter ’t Groene Sticht, een woonwerkgemeenschap voor ex-daklozen in de Utrechtse wijk Leidsche Rijn, waarvoor hij de eerstesteenlegging net niet meer mocht meemaken. Het had ook weinig gescheeld of hij was internet-provider geworden in Bosnië, uitvloeisel van een ontmoeting tijdens een van zijn Balkanmissies. Dat bleek uiteindelijk toch wat lastig te combineren met het kamerlidmaatschap, maar een mooi idee om iets voor een paar mensen ter plekke te doen was het wel.

Tegengeluid

In het voorjaar van 2002 zaten we ’s nachts in een Utrechtse kroeg. De conceptkandidatenlijsten waren net uitgelekt en Ab stond op de elfde plaats. Daar was hij teleurgesteld over, maar verontwaardigd was hij niet, want hij begreep best dat de kandidatencommissie onmogelijk alle zittende kamerleden boven aan de lijst kon zetten. Als het mis ging, kon hij altijd weer ‘Adviesbureau Harrewijn’ oppikken, dat in de jaren voor zijn kamerlidmaatschap opgericht was en zelfs nog een poosje iemand in dienst had gehad (die dan weer ingezet werd om de adresstickers voor De Linker Wang te plakken).

Bovendien waren er ook lichtpuntjes. Zijn opportunisme gaf Ab in dat hij zijn lage notering kon gebruiken om zijn initiatiefwet, die beoogde ondernemingsraden inzicht te geven in de salarissen van topmanagement en commissarissen, nog voor de verkiezingen door het parlement te loodsen. De traditie stelt namelijk dat initiatiefwetten van vertrekkende parlementariërs met voorrang behandeld worden en na de verwachte electorale ruk naar rechts zou het voorstel in elk geval kansloos zijn. De manoeuvre strandde op de actualiteit, onder andere die van de vermaledijde Joint Strike Fighter. Ab vertrouwde de Amerikanen niet en had hun dat, met glimlach, ook recht in het gezicht verteld.

Die nacht in de kroeg leverde ook het idee op om snel nog een boekje te schrijven over de relatie tussen geloof en samenleving, deels omdat Ab dat altijd al had willen doen, deels omdat de opkomst van Pim Fortuyn schreeuwde om een tegengeluid, waarin de hele kwestie van multiculturele samenleving en van de islam op een positieve manier benaderd werd. In de daaropvolgende maand trokken we samen op om het project nog voor de verkiezingen af te kunnen ronden. [2]

Het waren electoraal gevoelige tijden, maar Ab wist zich zonder veel moeite te verzekeren van medewerking van onder andere Doekle Terpstra (CNV) en Johan Stekelenburg (PvdA). Toen we de laatste spraken in een klein achterafkamertje van het Eerste-Kamergebouw, vroeg hij of dit soms een politiek testament werd. Daar moest Ab erg om lachen.

Colbertje

Na zijn overlijden, in politiek stormachtige tijden, leek het soms alsof niemand wist hoeveel Ab Harrewijn bij leven allemaal gedaan had. Iedereen herinnerde zich vooral de persoon. In de woorden van Marjan Lucas, zijn voorgangster als partijvoorzitter: ‘Als ik aan Ab denk, zie ik een onbaatzuchtige, warme man die altijd bereid was iets voor je te doen, hoe druk hij het ook had. Tegelijkertijd werd hij getypeerd door een soms kinderlijke verwondering en optimisme.’ [3]

Ab Harrewijn was de man die in een te groot colbertje met een plastic of linnen tasje in de hand door de gangen van het parlement kon lopen – en iedereen vond dat vanzelfsprekend zonder dat het ook maar een millimeter afdeed aan zijn reputatie van gedegen en betrokken kamerlid. Ab was genoeg persoon om al dat soort uiterlijkheden irrelevant te maken. Maar het was natuurlijk juist die persoon die dankzij zijn betrokkenheid en de warme uitstraling zoveel gedaan kreeg. Daarvoor moest je hem dan wel persoonlijk meegemaakt hebben, want op televisie kwam hij vaak wat schrikachtig over. De camera was funest voor zijn pretogen.

Dat bleek bijvoorbeeld tijdens een uitzending van Barend en Van Dorp in het voorjaar, toen de kijkers thuis een vriendelijk kamerlid zagen, maar de mensen aan tafel in de studio diep onder de indruk achter bleven. Ab had tegen de uitzending opgezien, omdat hij wist dat de heren presentatoren ook behoorlijk lastig kunnen zijn. Het was alsof hij niet ten volste besefte welke uitwerking zijn persoon op mensen kon hebben. Barend en Van Dorp, net als sommige kranten, besteedden aan zijn dood aandacht op een manier waarin de journalistieke distantie ver te zoeken was.

Niet alleen binnen GroenLinks maar ook binnen enkele andere partijen werd zijn naam met diep respect uitgesproken. Hoop dat dat geen tijdelijke opwelling was, mag geput worden uit een uitspraak van de nieuw aangetreden minister van sociale zaken, Aart Jan de Geus (CDA): ‘Er zijn in dit kabinet een paar mensen die opkomen voor de erfenis van Pim Fortuyn. Nou, laat mij dan maar de erfenis doen van Ab Harrewijn, het besef dus dat de overheid voor sommige mensen een schild moet zijn. Dat gevoel zit diep in mij.’ [4]

Christian Jongeneel

[1] A. Harrewijn, ‘Wie bezit de waarden?’, De Linker Wang, platform voor geloof en politiek, 13 (2002) nr 3, mei 2002, p. 24.
[2] A. Harrewijn, Bijbel, koran grondwet; gesprekken over godsdienst en politiek (eerste druk; Amsterdam 2002).
[3] C. Jongeneel, ‘De man die niet op een dominee leek’, GroenLinks Magazine, 12 (2002) nr 5, mei 2002, p. 7.
[4] L. Nicolasen en R. du Pré, ‘Dit kabinet moet uitgroeien tot een stabiel beursfonds’, de Volkskrant, 80 (2002) nr 23746, 26 juli 2002, p. 2.

Dit artikel verscheen eerder in het Politiek Jaarboek 2002.